Naar de lucht kijken om het weer te voorspellen. Ik leerde het van mijn oom. “Jantje huilt, Jantje lacht,” zei hij, als hij veranderlijk weer verwachtte. Jantje huilt, Jantje lacht, denk ik, rijdende over een nat wegdek dat
blinkt in de zon. De winter heeft zich als voorjaar vermomd.

Ik parkeer bij een bouwmaterialenhandel en kijk door de glazen schuifdeuren de zaak in. Op twee witte plakkaten staat in grote letters ‘strooizout’ en ‘sneeuwschuiven’ te lezen. IJslolly’s verkopen beter in winters als deze, voorspel ik.

Naast mijn auto staat een Kia Sportage. De bestuurder praat druk in zijn telefoon. Zijn linkerbeen is al uitgestapt. Waarschijnlijk een aannemer. Hij draagt veiligheidsschoenen en laat de motor lopen. Een oudere dame in een gewatteerde jas loopt met wat aangeschafte spulletjes de zaak uit. ‘Welkom’ staat in fikse kapitalen op beide schuifdeuren.

Een overzichtelijke zaak, alleen de schappen tegen de wanden zijn manshoog, over alle andere schappen kijk ik met gemak heen. Een vrouw beweegt zich geconcentreerd stofzuigend door de zaak. Vanaf de lange balie, waarachter drie mannen op een computerscherm turen, kun je alle gangen inkijken.

“Mag ik hier als niet-professionele klant gewoon met cash afrekenen?” vraag ik de eerste die van zijn scherm opkijkt. “Cash is prima,” antwoordt hij met een lach. “Maar je mag in de kantine ook de afwas doen.” Als ik zeg dat ik best de afwas wil doen, is het al niet meer nodig. Vriendelijk wijst hij me de weg naar de tiewraps.

Met een zak tiewraps in de hand loop ik de winkel door. Ze hebben alles voor tuin, hobby en doe-het-zelf; en alles voor de professional. Prijzen bij alle producten, inclusief btw. Terug bij de balie vraag ik de grappenmaker of ze een bouwmarkt zijn, of een bouwgroothandel voor de professional. “Allebei,” antwoordt hij. “We zijn een professionele bouwmarkt.” Ik reken af. “Kijk gerust eens rond op ons buitenterrein,” zegt hij. “We hebben echt alles voor de bouw.”

De lucht is alweer grijs. Het buiten­terrein heb ik snel gezien: hier ligt inderdaad alles voor de bouw. “Hallo,” klinkt er als ik terugloop naar mijn auto. Een man met gehoorbeschermers op zijn hoofd vraagt me of hij me kan helpen. “Nee, niet echt,” zeg ik, de tiewraps opstekend. Hij knikt, zet de gehoorbeschermers op zijn oren en loopt naar de zaagtafel in de houtloods. De zon breekt door.

Naast mijn auto staat een VW Golf. De man achter het stuur telefoneert, de motor loopt. Ik start de motor en bel naar huis. “Ik vertrek nu uit Berghem,” spreek ik in. Regen pikkelt op de voorruit. In een echte winter zou het goed glad worden.  

Edwin Timmers