Op carnavalszaterdag na enen naar Dreumel rijden is af te raden, tenzij je van carnavalsoptochten houdt. Net op tijd passeer ik Kerkdriel, dat zich opmaakt voor de stoet van praalwagens. Een groep jongeren installeert zich met terrasheaters en bakken bier bij een rotonde. In de verte waggelt een kleurige kar met enorme poppen van papier-maché.

Zonder vertraging arriveer ik in Dreumel. Voor de bouwmarkt probeert een man een pvc-pijp zodanig in zijn auto te schuiven dat de achterklep dicht kan. Na drie pogingen houdt hij het voor gezien en vertrekt met open klep. Een bonte stellage bij de entree eert prins Martijn.

Een compacte bouwmarkt met hoge, barstensvolle schappen. Toch maakt de winkel een strak georganiseerde indruk; niets ligt, hangt of staat scheef. Ik ga op zoek naar tiewraps. Die komen altijd van pas. Een kwartier later, inmiddels de hele winkel gehad, besluit ik de hulp van een medewerker in te roepen, wat nog niet meevalt omdat het vierkoppige team permanent doende is met bijstaan van de klantenschare. Druk hier, opvallend druk zelfs.

“Ruzie gehad?” vraagt een medewerker aan een jonge vrouw die haar linkerarm in een mitella heeft. “Ja,” antwoordt ze. “Een aanvaring met de keukendeur.” Haar partner past een nieuwe werkjas. Een andere medewerker moet streng zijn tegen een man aan de balie wiens wensen groter zijn dan zijn budget. “Ik snap het,” zegt hij tenslotte, nerveus krabbend aan zijn neus. “Kunt u het niet vinden?” klinkt er achter mijn rug. Dit personeelslid zag me kennelijk zoeken. “Ja, of nee, tiewraps”, brabbel ik. Hij loopt de winkel in en trekt, onderin een schap, op vloerhoogte twee lades met de gezochte waar open. Als ik hem vervolgens vraag of ze een bepaalde spaan ook in een kleiner formaat hebben, schudt hij zijn hoofd. Alleen dit formaat. Ik probeer hem uit te leggen dat een kleiner formaat prettiger en preciezer is. “Weet je,” onderbreekt hij me vriendelijk. “Ik heb daar echt helemaal geen verstand van.”    

Kijkers kopen hier. De vier medewerkers staan achter de balie, waarop slechts één kassa staat. Wachtend op mijn beurt probeer ik te raden wie van de vier de baas is. Op basis van het gezag waarmee ze hun werk doen concludeer ik dat minstens drie van de vier baas kunnen zijn.
Volgens de man bij wie ik afreken is het hier altijd druk op zaterdagmiddag. “Moet ook,” zegt hij. Deze bouwmarkt is de enige in de directe omgeving. “Van Heerewaarden tot Alphen en Wamel, ze komen allemaal bij ons.” Op de vraag of hij nog carnaval gaat vieren krijg ik geen antwoord. Wel werpt hij een veelbetekenende blik de zaak in. Ik denk dat hij de baas is.  

Edwin Timmers