De Ondernemingskamer heeft franchisenemer Bourrelier Groep volledig in het ongelijk gesteld in de rechtszaak die zij aanspande tegen Intergamma: “Het is niet goed voorstelbaar dat BG niet op de hoogte was van het gevoerde dividend- en bonusbeleid.” Intergamma is tevreden over de uitspraak van de Ondernemingskamer. “Met deze uitkomst is er duidelijkheid voor alle stakeholders. Hierdoor kan Intergamma zich weer volledig richten de bedrijfsvoering en de transformatie die nu gaande is.”

In april daagde franchisenemer Bourrelier Group (BG Retail) franchisegever Intergamma voor de rechters van de Ondernemingskamer. BG vond dat Intergamma ‘gesjoemeld’ had met bonussen. Intergamma ontkende dat, stelde dat alles afgehandeld was volgens de afspraken en met medeweten van alle aandeelhouders en franchisenemers en dat BG het 'niet wilde begrijpen’.

Staartje van 'Guinness'

De kwestie was het vervolg op BG’s protesten tegen Operatie Guinness waarin Intergamma de 152 bouwmarkten van franchisenemer en aandeelhouder Van Neerbos Groep (VNG) overnam. De meeste franchisenemers en aandeelhouders participeerden in die overname en dientengevolge nam Intergamma een andere structuur aan. Franchisenemers die niet deelnamen aan de overname – waaronder BG en Filippo – ressorteerden in hun oude rechten en in hun oorspronkelijke positie in de organisatie. Bourrelier bleef fel gekant tegen Guinness en dreigde met een loopgravenoorlog.

Gesjoemeld met bonussen?

BG vond dat Intergamma de bonusberekening verkeerd had uitgevoerd. In plaats van de inkoopbonussen in zijn geheel uit te keren aan de franchisenemers, trok Intergamma er eerst allerlei buitengewone kosten (waaronder die voor de webshop) vanaf om vervolgens een deel van die bonussen toe te voegen aan haar eigen vermogen waarvan het grootste deel als dividend werd uitgekeerd aan de aandeelhouders. Dat dividend kwam ten gunste van de aandeelhouders, waarvan BG  een relatief kleintje is. Zo bleef er minder bonus over voor de franchisenemers, waarvan BG thans de grootste is.

Stevige eisen

Hoewel die gang van zaken al jaren de gewoonte was, betwistte BG nu de juistheid daarvan en koos ze – naast een arbitragezaak –  zelfs voor een gang naar de rechter. BG verzocht de Ondernemingskamer een onderzoek te bevelen naar (kort gezegd) het bonusbeleid binnen Intergamma. Daarbij heeft zij de Ondernemingskamer tevens verzocht te verbieden dividend aan de aandeelhouders van Intergamma uit te keren, een commissaris te benoemen die erop toeziet dat Intergamma geen nieuwe schulden opbouwt onder de franchiseovereenkomsten, de belangen van de niet- deelnemende franchisenemers niet veronachtzaamt en een aandeelhoudersovereenkomst opstelt waarin afspraken tussen Intergamma en haar aandeelhouders worden vastgelegd die de verhoudingen beogen te herstellen.

Volledig in het ongelijk

En wat besloot de Ondernemingskamer? BG werd op alle verzoeken in het ongelijk gesteld. Er is volgens de rechters geen sprake van onvolledige, onjuiste en misleidende informatievoorziening, onverantwoord beleid en veronachtzaming van belangen, tekortschietende taakvervulling en belangenverstrengeling RvC noch van ernstig verstoorde verhoudingen. Over de bonusberekening zegt de Ondernemingskamer min of meer het volgende: uit overeenkomsten, commissies, bonusbrieven en andere informatie had BG kunnen weten hoe de bonusuitkering tot stand kwam. Van gesjoemel is dus geen sprake, aldus de rechters.

‘Niet goed voorstelbaar’ dat BG van niets wist

Letterlijk: “De franchisenemers hebben de wijze van berekening van de uit te keren inkoopbonus kennelijk niet in strijd met de franchiseovereenkomsten geacht. Wat BG betreft, is niet goed voorstelbaar dat zij niet op de hoogte is geweest van het dividend- en bonusbeleid zoals dat door Intergamma werd gehanteerd. Intergamma heeft ervan uit mogen gaan dat BG hiermee bekend was althans in ieder geval dat er voldoende aanknopingspunten waren voor nadere vragen als er onduidelijkheden zouden zijn. BG heeft nooit eerder geklaagd of nadere informatie verzocht.”

Verplichting geschonden

BG krijgt nu het deksel behoorlijk op de neus van de rechters. Intergamma had ter zitting bepleit dat BG het procesrecht misbruikte. Een zwaarwegende claim die in juridische termen veelbetekenend is. Zó ver gingen de rechters niet. Maar de Ondernemingskamer onderkende wel dat BG de verplichting heeft geschonden om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. En dat BG door –  naast de aanhangig gemaakte arbitrageprocedures ­– ook de onderhavige ‘rechtszaak’ in gang te zetten een aanzienlijke extra belasting in tijd en kosten heeft veroorzaakt voor Intergamma, die in een fase verkeert waarin zij de gevolgen van een ingrijpende reorganisatie in goede banen moet leiden.
Mede om die reden veroordeelden de rechters BG tot meer dan de gebruikelijke proceskostenvergoeding ten voordele van Intergamma, de Raad van Commissarissen, de deelnemende franchisenemers en de Ondernemingsraad.

MIX heeft BG nog niet gesproken over de beschikking van de Ondernemingskamer. De volledige beschikking is weldra te vinden op www.rechtspraak.nl onder het zaaknummer 200.252.182/01 OK.