Als zelfstandige zonder personeel zit ik niet op een uitbrander te wachten. Ik werk hard, denk mee en doe als gevraagd, dus schuif me het zoek zijn van een troffeltje niet in de schoenen. Maar goed, om ervan af te zijn loop ik de Stiho binnen voor zo’n troffeltje opdat mijn temperamentvolle opdrachtgever zijn set weer compleet heeft. Hij blij, ik blij.

Op de parkeerplaats hangt een gezond blozende twintiger tegen een bedrijfsbus. Op zijn lip hangt een peuk en in zijn rechterhand ligt een mobieltje waarop hij zijn lege blik laat rusten. Op zijn sweater staat een groot logo van hardewerkers.com. Ook harde werkers verdienen een rustmomentje. Tegelijk besef ik dat mijn arbeidssituatie enigszins vergelijkbaar is met de zijne. Feitelijk ben ik namelijk een zzp&g’er, een zelfstandige zonder personeel en gereedschap. Opdrachtgevers kopen mijn arbeid en daarmee af. Zo werkt dat in de nichemarkt waarin ik mijn brood verdien. Dit betekent dat ik al mijn gereedschap voor privégebruik aanschaf. Maar dat weten ze bij de professionele bouwmarkt niet. Het bord bij de entree waarop staat dat ze niet aan particulieren verkopen, loop ik dus met een gerust hart voorbij.

Een mooie winkel, goed uitgelicht en overzichtelijk. Het schap met smeer-, strijk- en speciegereedschappen heb ik zo gevonden. Er hangen vier exemplaren van de troffel die ik zoek. Weet je wat? Ik koop ze alle vier, bij wijze van statement. Als de stemming van de betreffende opdrachtgever dan nog niet omslaat, vreet ik mijn muts op.

Bij de service- annex kassabalie telefoneert een timmerman met zijn baas. Ook hij krijgt een uitbrander. Dat kan ik weten omdat ik zijn baas aan de andere kant van de lijn hoor schreeuwen. De twee baliemedewerkers zien me niet staan; ze zijn allebei met hun volle aandacht bij het drama dat zich rondom de inmiddels kokendhete timmerman voltrekt. Ik kijk uit plaatsvervangende schaamte naar de grond. Het valt me nu pas op dat de klinkers van het ronde pleintje bij de balie niet echt, maar geschilderd zijn. Schijn bedriegt, maar het is evengoed fraai. Even later loop ik met mijn aankoop de winkel uit. De baliemedewerkers zoeken samen met de timmerman naar een oplossing.

De temperamentvolle opdrachtgever reageert verrast als ik hem de vier troffels geef: “Waaraan heb ik dat verdiend?” Ik breng hem zijn irritatie over het zoek­geraakte exemplaar in herinnering. Dat was hij alweer vergeten en bovendien had hij het ding dezelfde dag nog teruggevonden. Het lag achter in zijn bus, onder een hoop oude slijpschijven. Smalend noemt hij me een zeikerd; ik moet het me niet aantrekken, vindt hij, als hij zich weer eens laat gaan. Moet ik nu toch mijn muts opvreten?

Edwin Timmers