Mijn vrouw vraagt of ik het truitje even af wil geven bij een damesmodezaak in Den Bosch. “Je komt er op de terugweg toch zowat langs,” argumenteert ze. “Bovendien heb ik ze gebeld. Ze zien je graag verschijnen.” Dit laatste waag ik te betwijfelen. In mijn stoffige bouwoutfit een chique damesmodezaak binnenstappen, is niet per se mijn ding. Maar alles voor de liefde, denk ik dan.

De klus in Eindhoven gaat als een dolle. Iets voorbij tweeën is het werk gedaan. Mijn werkbroek zit wat strak. Omdat ik geen zin heb om mijn Bourgondische buikje eraf te trainen, besluit ik een nieuwe broek te gaan halen - de mode zit tenslotte toch al in mijn hoofd. Ik google en zie dat Worktoolcenter ook werkkleding verkoopt en vlakbij is.

Kleren maken de man. Op de bouwplaats hoor je erbij als je kleren minstens een beetje vies zijn. Je moet niet stinken, maar verder is alles mogelijk. Voor auto’s geldt hetzelfde. Kleine aannemers rijden liefst in hun stoffige bedrijfsbus naar een nieuwe klant. Dat wekt vertrouwen. Ietwat vieze kleding sterkt dat vertrouwen.

“Kan ik u ergens mee helpen?”, vraagt de medewerker van Worktoolcenter. Ik specificeer mijn wensen en hij gaat me voor door de ruim opgezette winkel. Hij schat mijn maat en neemt een broek van het merk met de lastige naam Blåkläder uit het rek. “Al mijn werkbroeken zijn van het merk Snickers”, zeg ik. “Dat heb ik gezien ja”, reageert de medewerker en gaat me voor naar de pashokjes. De broek zit als gegoten. Bij de kassa heeft de medewerker koffie voor me klaargezet. Ik verslik me erin als hij de prijs van de broek noemt. Als prijs en kwaliteit zich tot elkaar verhouden, moet Blåkläder wel erg goed zijn. Ik vertrouw erop dat dat zo is, reken af en zet koers naar Den Bosch.

De twee picobello geklede medewerksters van de damesmodezaak staren met een schuin oog naar mijn oude, stoffige werkbroek terwijl ze me vriendelijk groeten. Ik meen me te moeten verontschuldigen. “Ik kom net van de bouw, vandaar”, beweer ik naar waarheid. “Euh, nou, nee, geen probleem hoor. We zijn wel wat gewend”, zegt een van hen, “maar uw gulp gaapt.”

Edwin Timmers