Mode is een eigenaardig iets. Mensen willen zich ermee onderscheiden, maar als je om je heen kijkt, valt het op dat velen hetzelfde dragen. Op de bouwplaats gaat het precies zo. Het gaat er zelfs nog een stapje verder.

Als zzp’er word je geacht de eigen broek op te houden. Daarom ga ik af en toe lekker shoppen zonder mijn vriendin, die weliswaar een fijne neus voor mode heeft, maar niet weet wat een bouwvakker de uitstraling van een bouwprof geeft. Ik weet dat wel. In de winter draag ik altijd een schipperstrui omdat de hoogsluitende kraag een genot is bij ruig weer. Tegelijk lijk je in zo’n trui op een visser, het toonbeeld van mannelijkheid, een pré in de bouw. Helaas zijn schipperstruien schaars. Een medebouwer inspireerde me tot het overwegen van iets nieuws. Hij droeg een lichtgewicht vest met een hoog­sluitende kraag. Een leuk ding, maar van het merk Snickers, dus duur. Niettemin besloot ik te gaan shoppen bij mijn vaste leverancier voor Snickers-gear.

Hij had zo’n vest niet liggen, maar had er al twee ‘op zicht’ besteld voordat ik ja kon zeggen: “Je krijgt een seintje als ze binnen zijn.” Twee dagen later ga ik opnieuw bij hem langs, ditmaal voor een passing. Bij de entree van de grote zaak staat een kunstig gefabriceerd display van Milwaukee, een gereedschapsmerk dat ik steeds vaker op de bouwplaats zie. Uit nieuwsgierigheid vraag ik hem op welke gronden ik voor Milwaukee zou moeten kiezen. Zijn argumenten zijn niet allemaal even sterk. “Is het merk momenteel niet gewoon hip?” probeer ik. Hij knikt en zegt: “Sommigen willen zich ermee onderscheiden.”

Ik trek mijn schipperstrui uit en pas een Snickers-vest, een L’tje. Het zit als gegoten en de kraag sluit precies hoog genoeg. Ik buk om een losse veter te strikken. De dealer heeft kritisch meegekeken. “De maat is prima, maar is die werkbroek van jou niet een maatje te groot?” vraagt hij, verwijzend naar mijn bouwvakkers­decolleté. “Ik begin oud te worden”, biecht ik op. “Mijn billen slinken en mijn buikje zwelt.” Hij stelt bretels voor. Hoef ik niet zelf mijn broek op te houden. 

Edwin Timmers