De bouwmarkt van jippie-ai-jee trok mijn aandacht met posters waarop een man gezocht wordt. De reclame-uitingen van deze klusgrutter spreken me aan, vooral hun maffe filmpjes op tv. Klussen is een strijd, lijken die te zeggen, een strijd tegen je onkundige zelf. Soms doet het contrastrijke beeldmateriaal me denken aan de reclamecampagnes van de krijgsmacht. Geschikt of ongeschikt.

Mijn schutting had de strijd tegen de wind verloren. In zijn val verpletterde hij een hortensia op stam die vorig jaar voor het eerst schitterend bloeide. De schutting deert me niet, die krijg ik wel weer gemaakt, maar de hortensia is voorgoed verloren. Hoe stoer je ook bent, de zorg voor het levende grut in je tuin maakt je kwetsbaar. Groene vingers zijn teder. Hoe stoer is de klant van roze-oranje bouwmarktketen eigenlijk? Lijkt die klant op de ietwat ruige en zelfbewuste klusser uit hun reclames?

Ik loop de winkel in en bots bijna op tegen een traag voortsjokkend stel. Wat de man aan billen mist, heeft de vrouw in overvloed. Hij gooit zijn sigaret in de asbaktegel bij de entree en trekt zijn ruim zittende spijkerbroek nog eens omhoog.

Boven de kassa’s hangt een enorm spandoek waarop een pezig stel staat. De vrouw houdt een reciprozaag in de lucht als was het een Kalasjnikov; de man lijkt het magazijn te inspecteren van een groot kaliber mitrailleur, die in werkelijkheid een verlengde, elektrische heggenschaar is. Dit knappe paar poseert als een provocerend rebellenleger, klaar voor de strijd die in hun tuin geleverd zal gaan worden. Onder dit spandoek staat een ongedurig gastje in hooligan-outfit de tekst op een pak graszaad te lezen.

Een man vraagt in keurig Engels aan een medewerker waar hij de tegellijm kan vinden. De glazen in zijn bril zijn opvallend dik. De medewerker wijst hem de weg en daar gaat hij. In zijn kielzog volgt zijn vrouw. Ze duwt een buggy voor zich uit waarin een vrolijk zingend jongetje zit. Ook de glazen in zijn brilletje zijn opvallend dik.

De vrouw die haar Range Rover naast mijn autootje parkeerde, laadt de zesde zak bemeste tuinaarde in haar winkelkar. Ondertussen praat ze over Prosecco tegen het mobieltje dat ze tussen haar schouder en kin geklemd houdt. Ik ontwijk een bosje panlatten die een pensioengerechtigde man op zijn linkerschouder draagt. In zijn rechterhand heeft hij een doos schroeven. Zijn kleding verraadt een leven op de steigers en zijn grijze haardos heeft nog nooit een kam gezien. De man van een piepjong stel op dure sneakers bestudeert een accuboormachine. Zijn verkering geeft met een lief lachje te kennen dat de machine okay is.

Ik kijk de winkel rond en geniet van de bedrijvigheid. Een gefocuste klantenschare zoekt zijn weg in een doolhof van klusmaterialen. Stoer is er geen een. Wel zijn ze stuk voor stuk geschikt voor de strijd met hun onkundige zelf. De ware doe-het-zelver heeft de moed om die aan te gaan. 

Edwin Timmers