De ene dag is alles op slot en de andere dag is alles weer open. Dat is het nieuwe normaal. Ik kan er maar niet aan wennen en dat heeft alles te maken met mijn impulsiviteit. Bedenk ik dat ik houtlijm nodig heb, dan rijd ik naar de bouwmarkt om het op te halen. Daar aangekomen zie ik een rij staan. Blijkt dat het weer click & collect is. Terug naar huis dus om het aankoopproces met een paar muisklikken via het scherm op te starten. Zo gepiept. Morgen ben ik welkom.

Op de enorme parkeerplaats staan slechts acht auto’s. Toch parkeer ik in een vak. Zo ben ik. Bij de entree staan wat mensen netjes in een rij op hun beurt te wachten. Ik sluit achteraan en zet mijn oren op scherp omdat ik weet dat wachtende mensen de mooiste verhalen vertellen.

Voor me staan een moeder en een dochter. De dochter vertelt over drank- en drugsgebruik in haar vriendenkring. “Nee mama,” zegt ze, “Loes, Lieke en ik kijken geen serie op Netflix. Meestal komen we met zo’n twintig man bij elkaar. Je wilt niet weten wat daar allemaal gedronken en gesnoven wordt, maar het is wel hartstikke gezellig.” Moeder reageert geschokt – dat zie ik aan haar nekhaartjes – en ik denk dat ik dat wel begrijp.

Achter me heeft zich inmiddels iemand aangesloten die opvallend zwaar ademt. Of hij staat te hyperventileren, of hij staat lijm te snuiven. Dit laatste zag ik ooit in een trieste docu over Roemeense zwerfjongeren die op die manier hun lot verlichten. Plastic zak met lijm erin aan de mond en inhaleren maar. Waarschijnlijk een associatie naar aanleiding van het verhaal van de dochter. Ik draai me om en kijk in het vriendelijke gezicht van een gezette man. Zweet parelt op zijn voorhoofd. Op gedempte toon, alsof het over clandestiene middelen gaat, vraagt hij me om een mondkapje. Mijn reservekapje hoeft hij niet, terecht, want dat heb ik al eens gedragen. “Maar ongetwijfeld hebben ze binnen een kapje voor u,” gok ik.

Moeder en dochter verlaten de winkel met twee emmers latex en een grote roller. Het gezicht van mama is bleekjes, RAL 9010 zeg maar. Achter de balie zijn drie medewerkers doende, een van hen neuriet een vrolijk deuntje. Fascinerend hoe zij in deze maffe tijd de moed erin houden en gewoon hun werk blijven doen.

Als ik met een kleine flacon houtlijm in mijn rechter­knuist naar de uitgang loop, steekt de zwaar ademende man een duim naar me op. Hij heeft een mondkapje gescoord en lijkt mij daarvoor te willen bedanken. Buiten besef ik hoe absurd de situatie is. Zoveel winkel- en parkeerruimte voor slechts een handvol klanten per uur. Absurd ja, zowaar een hallucinante ervaring. Ik kan er maar niet aan wennen.

Edwin Timmers