De bouwmaterialenhandel moet het verduurzamen van de assortimenten in veel hoger tempo doorvoeren dan ze nu doet. Terwijl grote aannemers al jaren rechtstreeks met fabrikanten om tafel zitten over duurzame en biobased alternatieven, stelt de handel zich passief op, wachtend op initiatieven van leveranciers. “Wil de handel voorkomen dat ze niet meer dan een pure dozenschuiver en logistiek dienstverlener zijn, moeten ze uit hun comfortzone komen en weer een adviseur worden voor de aannemers. Groot en klein”, zegt Dick van Ginkel, technisch innovatiemanager van TBI WOONlab.
Auteur Geert Hilferink, Fotograaf Joris Telders – JTD Productions
TBI WOONlab is het innovatielab voor wonen van de samenwerkende TBI-ondernemingen ERA Contour, Hazenberg en Koopmans Bouwgroep en is daarmee verantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten en -producten. “Alle ontwikkelingen die we binnen de verschillende ondernemingen van TBI WOONlab doen, zijn mede gebaseerd op de duurzaamheidsambities die zijn vastgelegd. De CO2-footprint van de materialen en producten die we gebruiken voor het bouwen van woningen spelen daarin een grote rol. Daarbij hebben we enerzijds te maken met wettelijke regels, bijvoorbeeld de Milieu Prestatie Gebouwen. Anderzijds spelen Parijs-proof bouwen en de CSRD-rapportage een grote rol”, zegt Van Ginkel, die aangeeft dat de samenwerkende ondernemingen binnen het TBI WOONlab in Scope 3 voor 98% afhankelijk zijn van toeleveranciers.
Om te zorgen dat de TBI-ondernemingen aan de doelstellingen kunnen voldoen, worden er sinds twee jaar veel gesprekken met toeleveranciers gevoerd. “Daarbij willen we weten wat de CO2-uitstoot is van de producten die ze ons leveren en welke acties worden ondernomen om die uitstoot te verminderen. Ook de zoektocht naar duurzame alternatieven is een belangrijk onderwerp van gesprek. Die gesprekken leiden tot succes, want we kunnen inmiddels al woningen bouwen die voldoen aan de toekomstige eisen.”
Van Ginkel mist dergelijke initiatieven in de bouwmaterialenhandel. “Wij zijn voor een deel van materialen die we gebruiken afhankelijk van de handel, maar ervaren daar geen toegevoegde waarde anders dan dozenschuiven en logistiek. Terwijl juist de handel een belangrijke adviseur zou moeten zijn voor de aannemers. De grote spelers zoals wij hebben zelf lijntjes met belangrijke toeleveranciers, maar juist veel kleinere mkb-bouwers zijn voor dat advies over verduurzaming afhankelijk van de groothandel. Dat besef lijkt nog onvoldoende aanwezig.”
Om als bouwsector de benodigde 100.000 woningen per jaar te kunnen bouwen, zijn alle aannemers hard nodig, zo meent Van Ginkel. “Alle grote aannemers samen kunnen ongeveer de helft industrieel bouwen, maar die andere 50.000 woningen moet de rest van de markt bouwen. De impact is dus enorm, maar dat lijkt de handel zich niet te realiseren.”
“Zeker als grote handelsketen zou ik exclusiviteit claimen en me daarmee onderscheiden van de rest”
Door een voortrekkersrol te claimen en volledige assortimenten te vergroenen, kan de handel een aanjagersrol richting fabrikanten krijgen. “Als de handel fabrikanten laat weten duurzame assortimenten te omarmen en ze te verkopen, creëren ze massa, waardoor producenten sneller de stap naar die duurzame productie zetten. Zeker als grote handelsketen zou ik exclusiviteit claimen en me daarmee onderscheiden van de rest. Maar dat zie ik nog niet gebeuren.”
Zo’n aanjagersrol zou de handel volgens Van Ginkel kunnen spelen als het gaat om vezelteelt voor biobased isolatiematerialen. “De vezelteelt is zwaar in ontwikkeling, en bovendien erg kansrijk. Het probleem is dat de fabrieken voor die producten nu nog in het buitenland staan. Een notering in de Nationale Milieudata base is dan essentieel om er op dit moment mee te kunnen rekenen. Daarvoor is het essentieel dat ze over een EPD beschikken. Een Life Cycle Assessment vormt een belangrijk onderdeel van de EPD en die kost al snel zo’n € 15.000 om te maken. Vooral voor kleine beginnende producenten een behoorlijke uitdaging. Als zij echter weten dat ze verzekerd zijn van een hoge afzet, kan dat een stimulans zijn om die LCA/EPD toch te maken.” En als er in Nederland ook een fabriek wordt gerealiseerd, scheelt dat rondjes rijden door Europa wat weer gunstig is voor de milieuafdruk, zo voegt Van Ginkel toe.
Eenmaal in het assortiment kan zo’n duurzaam alternatief de bouwmaterialenhandel een grote kans bieden. “Als je exclusiviteit bedingt bij de producent, biedt je klanten een unieke oplossing waarmee je ze echt helpt om te verduurzamen. Zo blijf je belangrijk voor de klant en werk je bovendien aan je eigen verduurzaming.”
Hoewel verschillende bouwmaterialenhandels wel ‘groene’ producten en initiatieven promoten, ziet Van Ginkel vooral greenwashing in de handel. “Een middagje praten over circulariteit of een duurzame afdeling als Greenworks is iets anders dan duurzaam ondernemen. Zolang het niet over het hele bedrijf is verspreid en volledige assortimenten verduurzaamd worden, heeft het weinig met echte verduurzaming te maken.”
De bouwmaterialenhandel moet volgens Van Ginkel echt positie innemen en klanten adviseren en helpen bij duurzaam bouwen. “Het moet ‘business as usual’ zijn en niet weggestopt zitten in een hoekje van de vestiging. Zolang het niet in de genen van het hele bedrijf zit, loop je het risico dat je ingehaald wordt.”
De vraag naar data over CO2-uitstoot van producten en duurzame alternatieven zal de komende jaren snel en hard groeien. “Met de invoering van de CSRD-rapportage moeten bedrijven ook hun eigen impact op het milieu verantwoorden. Die data moet in de bouwsector voor een belangrijk deel aangeleverd worden door de bouwmaterialenhandel. Terwijl grote aannemers zoals wij hier al jaren met fabrikanten over in gesprek zijn, lijkt de bouwmaterialenhandel net te beginnen.” Ook in de andere verduurzamingsopgaven die voortkomen vanuit de EU ‘Green Deal’ kan en moet de handel een grote rol spelen. Van Ginkel: “Voorwaarde is dan wel dat er duidelijke keuzes gemaakt moeten worden en daar ontbreekt het simpelweg aan. Veel bedrijven leunen achterover terwijl ze alles op alles zouden moeten zetten om te zorgen dat ze ertoe blijven doen voor hun klanten. Anders gaat, zeker voor de grote aannemers, de tussenhandel er tussenuit.”
TBI heeft voor iedere (bouw) onderneming binnen de groep een nulmeting gedaan op basis waarvan een handelingsplan in wording is om in 2030 aan alle klimaat- en milieueisen te voldoen. “Wij zijn onder andere aangesloten bij Science Based Target Initiative (SBTI) zodat we onze stappen goed kunnen monitoren en verantwoorden. Onze ambities zijn duidelijk en daarin is de substitutie naar materialen met een veel lagere CO2-uitstoot belangrijk. Daarbij speelt voor ons vooral de fase van cradle to gate een grote rol: de CO2 die nodig is voor het delven van de grondstoffen en het produceren van materialen. Hoewel we bij een aantal grote toeleveranciers zelf aan tafel zitten, zijn ook wij voor een deel van de producten en materialen die we gebruiken afhankelijk van de data die de bouwmaterialenhandel ons verstrekt. Bij de producten die ze verkopen moeten ze ook de betreffende data kunnen leveren. Die verantwoordelijk wordt voorlopig nog veel te weinig gevoeld.”
Er zijn nog geen reacties.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.
Hoogstraat 110
Postbus 11
5258 ZG Berlicum
Telefoon: +31 (0) 73 503 43 47
E-mail: redactie@mixpress.nl