Vroeg donker en winters weer, een whiskyavond in de open lucht met een paar bekenden in een dorp verderop. De gastheer bekommert zich om de homp buikspek in zijn Big Green Egg en ik houd het vuur in de vuurkorf gaande, tenminste, dat probeer ik, want de houtblokken zijn wat groot. “Heb je een bijl?” vraag ik de gastheer. Hij schudt zijn hoofd. Hierop besluit ik gauw naar de Karwei te fietsen om er een op te halen. Zo’n ding komt zeker nog eens vaker van pas. “Half uurtje ben ik terug.”

De parkeerplaats is verlaten en wordt zwakjes verlicht door de lampen die in de bouwmarkt branden. Ik zal de laatste klant zijn vandaag. Binnen zijn een paar medewerkers verdiept in administratief werk. Er klinkt geen muziek, louter het zachte zoemen van een elektromotor. Mijn bril beslaat door de plotse overgang van koude naar warmte. Ik neem hem af en stop hem in mijn binnenzak.

Bijlen zullen bij de zagen hangen, vermoed ik, dus ik zoek het gangpad met handgereedschap. Geen bijlen daar. Door dan naar de gang met het tuingereedschap. Daar verwacht ik op ooghoogte een mooie selectie bijlen aan te treffen, maar ik heb het mis. Twee keer speur ik de schappen af. Net als ik er iemand bij wil halen, zie ik helemaal onderin één kleine handbijl liggen. Met het ding in mijn hand maak ik een paar hakbewegingen. Prima ding. Op het bijlblad staat iets geschreven. Om het zonder bril te kunnen lezen moet ik het ding met gestrekte arm voor me houden. Zo zet ik koers naar de kassa.

Ik ben de hoek nog niet om of ik bots tegen een vrouw op. Meteen slaakt ze een oorsplijtende gil en roept vervolgens in één woord een godheid aan met het verzoek haar spraakvermogen weg te nemen, haar mobieltje glipt uit haar hand en stuitert op de betonvloer. Ik schrik van haar reactie en laat pardoes de bijl uit mijn hand vallen. Gealarmeerd door de gil en het kletteren van de bijl zet een medewerker zich in de benen naar waar het kabaal vandaan komt. De vrouw heeft haar handen op haar knieën gezet om van de schrik te bekomen. Ze zucht en zucht en zucht. “Mijn heme!” brengt de medewerker uit als die het tafereel ziet. “Sorry sorry”, prevel ik. De medewerker deinst achteruit als ik de bijl en het mobieltje wil oprapen. Dan begint de vrouw nerveus te lachen, ze herpakt zich. Twee minuten later is iedereen weer cool. Lachend lopen we samen op naar de kassa. Buiten haal ik een paar keer diep adem. Ik ben toe aan een goed glas whisky.

Edwin Timmers